Een veteraan in SLS-deelnames, zo kun je Ed Bijster gerust noemen. Hij reed zijn eerste in 1994 en heeft er daarna nauwelijks nog een gemist.
Daar was hij dan, je vuurdoop in 1994. Hoe ging dat?
“Ik had nog nooit genavigeerd, toen ik bij de tweede SLS-classic bij mijn bestuurder instapte. Bij de start was het nog droog, maar al snel begon het te regenen. Daar waren de ruitenwissers niet op berekend! Na korte tijd deden ze het bijna niet meer.
De auto was ook niet helemaal waterdicht. Ik had een rekenmachientje in het dashboardkastje gelegd. Toen ik dat openmaakte, spoelde de rekenmachine in een vloedgolf eruit! Tijdens de nachtetappe werd het licht ook steeds minder. In de diepe duisternis stuurde ik mijn bestuurder een verkeerd pad in. Het bleek de oprit naar een boerderij. Keren dus, en daarbij reed hij achteruit het talud in. De motor sloeg af en wilde nooit meer aanslaan. Wat bleek? De uitlaat zat vol met bagger.
Nadat we met veel moeite die troep eruit hadden gepeurd, liep hij weer. Vervolgens viel het licht totaal uit. Ik heb een handschijnwerper gepakt, mijn arm uit het raam gestoken en zo de route een heel klein beetje bijgelicht. Onder de lampen van een benzinestation vonden we het euvel: er zat water in de grootlichtschakelaar. Bypass gemaakt en zo Scheveningen gehaald.”
Daarna kon het alleen maar beter gaan, dus..
“De jaren daarna reed ik zelf, in een Volvo P1800. Daarvan liep de motor warm. In die auto zat, tussen motor en koelsysteem, een koperen blok om de olie sneller op te warmen. In Zweden is het immers koud! Maar dat blok was inwendig gaan lekken, waardoor er koelvloeistof in de motorolie kwam en sludge in de radiator. Dat hebben we toen opgelost (niet verder vertellen!) door diep in een bos het koelsysteem leeg te laten lopen, er benzine ingegooid, de motor laten draaien, weer het koelsysteem leeg laten lopen en zo was het vuil eruit. Uiteindelijk was er wel een motorrevisie nodig…”
Toen werd het de hoogste tijd voor een betrouwbare rallyauto?
“In ’97 of ’98 heb ik mijn BMW 02 gekocht, de auto waarmee ik nu nog steeds rally’s rijd. We hebben er een rolkooi ingebouwd, andere stoelen gemonteerd, de remmen aangepast en een andere kop op het motorblok gezet. Een heerlijke auto! Toch heeft ie ons ook een keer in de steek gelaten. In de buurt van Luxemburg begaf de hardyschijf (een rubberen schijf met stalen bussen, die zorgt voor een flexibele verbinding tussen cardanas en achteras, FH) het. Vervangen is niet zo moeilijk, hij is met zes bouten bevestigd, maar daarvoor heb je wel een brug nodig. We vonden ’s morgens vroeg een garage. Daar mochten we pas sleutelen als de baas aanwezig was en die zou pas over een half uur arriveren. Uiteindelijk konden we aan de slag, maar toen het karwei gefikst was, kregen we de auto niet mee. Voor de zekerheid moest de baas zelf eerst een proefrit maken! Ach, Deutsche Gründlichkeit, zullen we maar zeggen… We zaten immers tegen de Duitse grens aan!”
Maar die pech heeft je niet weerhouden jaar in, jaar uit te blijven deelnemen aan de SLS?
“Nee, zeker niet, ik vind het spelletje veel te leuk! De meeste SLS-en heb ik gereden met mijn zoon Joost, die aanvankelijk op de navigatorstoel zat, maar toen hij zijn rijbewijs had, hebben we van plaats gewisseld. En afgezien van de uitdaging van de rallygeniet ik ook heel erg van zo’n vader-zoonuitje. Toen de deelnemersaantallen terugliepen, ben ik ook, deels uit loyaliteit aan de SLS-organisatie, blijven deelnemen. De huidige formule is weer helemaal goed, met de start in Spa en de finish in Scheveningen.”
Dus we blijven je voorlopig aan de start zien?
“In ieder geval tot 2020. Dat is mijn laatste werkzame jaar als notaris, daarna wil ik andere leuke dingen gaan doen. De laatste rally met Joost, dat is de bedoeling. Hij werkt als chef-kok in Bangkok, maar daar moet hij dan maar even voor terugkomen…”